Het Parool | Kees van Unen | 9 januari 2023
Deze hulpverlening biedt Amsterdamse jongeren meer zelfvertrouwen via sport
Sportpsycholoog Tessa Blom (m) gebruikt sport als bouwsteen voor zelfvertrouwen bij jongeren die het nodig hebben. BEELD EVA PLEVIER
“Hebben jullie het gezien? Ik dacht dat jullie zouden kijken?” Aziz (16) komt de kantine van atletiekvereniging Feniks in het Bijlmersportpark binnen. Trainingsjackie aan, schrift in z’n hand. Hij heeft net een potje flag football in goede banen geleid. En dat ís gezien, en dus niet onopgemerkt gebleven. “Oké,” zegt hij opgelucht, “ging goed. Ze vonden het leuk hè? Willen jullie thee?”
Aziz is een van de jongeren die twee dagen per week meedraait bij het team van Tessa Blom (45), sportpsycholoog en oprichter van trainingsbureau Sports & Behaviour. Ze zegt maar meteen: het is méér dan sport wat ze doet. Sport is een manier om jongeren te bereiken. Ook vandaag, dinsdagochtend, met acht jongens en drie trainers: Diego Esajas (35), Yasid Madmar (30) en Nouredine Daoudi (23).
Blom en haar team worden ingehuurd door scholen om begeleiding te bieden aan scholieren die het nodig hebben. Vandaag is dat een groepje scholen uit de categorie cluster vier, voor leerlingen met psychische stoornissen en gedragsproblemen. Problematische thuissituatie soms, vaak is er armoede en een demografische achterstand.
Verkeerde vrienden
Blom werkte eerst elf jaar in de jeugdhulpverlening bij Altra, tot ze voor zichzelf begon en een team samenstelde van trainers die in ieder geval allemaal een sportachtergrond hebben. Voor sommigen is er het bijkomende voordeel dat ze uit de buurten komen waar de jongeren wonen met wie ze werken. Zuidoost, Nieuw-West – vaak niet de buurten waar je met 1-0 voor staat als je leven daar begint.
Blom: “Voor veel jongeren is het niet de ideale plek, bijvoorbeeld omdat ze niet meekomen op school. De motivatie moet dan van andere dingen komen. Het maakt ze vatbaar voor het slechte pad, verkeerde vrienden, snel geld: echt, het is zó gebeurd.”
En die verkeerde vrienden zitten soms zelf ook in de groep. Elke keer wordt dan weer duidelijk: je komt niet zomaar op dat punt in je leven dat je met een mes in je rugzak rondloopt. Blom: “We proberen heel erg het besef te kweken dat ze zelf een keuze hebben. Ze hebben de regie over hun eigen leven. Dus wat wil je? Hoe bereik je dat? Wat betekent een leven in de criminaliteit, met drugs en geweld? Dat begint bij kleine dingen, vaak al op school, waar je bewust kunt zijn van wat je doet.”
“Een voorbeeld: iemand wordt steeds uit de les gestuurd bij meneer Jansen. Oké, zeggen we dan, dat weet je nu. Dan is nu de keuze aan jou. Ga je er tegenin, dan wordt het elke week hetzelfde verhaal. Meneer Jansen dit, meneer Jansen dat. Maar jij moet het zelf anders spelen. Dan ga je maar rechtop zitten, met je boek open en je mond dicht. Zorg dat je na school een uitlaatklep hebt. Dus plan alvast je sport in op de dag dat je les van hem hebt. Simpel, maar iemand moet het ze wel vertellen. En vervolgens moeten ze zich realiseren: dit ligt niet bij meneer Jansen, maar bij mezelf.”
Dat soort coaching dus, aangevuld met oefeningen, zoals een rollenspel, fysieke opdrachten en samenwerkoefeningen: leren door te doen. En zonder oordelen, waardoor er een veilige plek ontstaat. Als de lastige jongens meegaan, volgt de rest vanzelf.
En altijd is er sport. Logisch, legt Blom uit: “Door te sporten, focussen we op het positieve. Het gaat om bewegen, plezier maken, gezien worden – altijd positief. En vanuit daar komen we wel bij de knelpunten terecht.”
Niet ontbeten
Ze zijn er wel, de knelpunten. Neem Aziz, die met grote bruine ogen de wereld inkijkt met een blik alsof het niet helemaal de zijne is, maar het er toch maar mee doet. Hij heeft talent; er is niemand in de groep die zo secuur de sportlessen voorbereidt. Elke stap van de uitleg heeft hij keurig genoteerd in een schrift, inclusief antwoorden op mogelijke vragen. Zoiets bedoelde Louis van Gaal toen hij zei: ‘Kwaliteit is het uitsluiten van toeval.’
Met een soort plechtige ernst leidt hij het potje vlagvoetbal in. Spel uitleggen, teams maken, en dan zorgen dat het loopt. Dat gaat steeds beter, maar hij komt van ver. Toen ze hem voor het eerst zagen was hij dwars, onhandelbaar soms. Het duurde even voor ze hem bereikten, want hij kende het van thuis niet: gezien worden, gehoord. Foute vrienden waren het gevolg of de oorzaak. Maar sportles geven, dat bleek hij te kunnen.
En daar begint het: iets kunnen, dat maakt dat je het wilt, en als het dan ook nog gezien en gefaciliteerd wordt, dan kan er iets ontstaan. Zoals bij Aziz (niet zijn echte naam), die elke week sterker in in z’n schoenen staat.
Daar helpt ook trainer Diego Esajas bij. Hij weet: als je wil dat jongeren gezien worden, moet je zelf goed kijken. “Ik herken het als iemand niet goed in de dag zit. Dan vraag ik: hoe is je ochtend begonnen? Waarom ben je zo onrustig? En dan blijkt bijvoorbeeld: niet ontbeten. Dat zien we vaak. Soms is het er gewoon niet, ontbijt, dat is echt armoede. Maar vaak is het er wel maar zijn de ouders al aan het werk. En zelf krijgen die jongens het niet altijd voor elkaar om gestructureerd – dus met ontbijt – aan de dag te beginnen.”
Blom en haar mannen zitten er dan bovenop, als het nodig is. Die aanpak werkt niet voor iedereen, maar succesverhalen zijn er genoeg. De jongen voor wie een voetbalclub werd geregeld en meteen een paar kicksen. Een fiets voor een meisje dat anders niet naar haar stage kon. Kleine, maar tegelijk grote dingen. Die kicksen, die fiets: die staan voor perspectief. Voor richting, sturing, eigenwaarde.
Belang van status
In de kantine wordt het potje vlagvoetbal nabesproken. Tips en tops willen de trainers horen. Tip: iets harder praten. Top: goed voorbereid. Aziz knikt en schrijft in z’n schrift. Hij heeft de goede weg gevonden, Blom regelde een werkervaringsplek voor hem in de weekends.
Blom, even later: “Ik schrik weleens van hoe er in deze stad nog steeds werelden zijn die volledig langs elkaar heen leven.” Lastig, vindt ze, want juist het idee dat je een kwartje kunt worden als je geboren bent als dubbeltje, dát is de ultieme motivatie. Maar dan moet je dat wel geloven. “We kunnen wel zeggen dat de wereld er ook voor hen is, maar het werkt alleen als we dat ook kunnen laten zien. Er is vaak weerstand tegen hulpverlening. Die omzeilen we door te dóén. We sporten, en daarmee bouwen we vertrouwen.”
Het is een oefening in geduld en herhaling. En als trainer moet je dat wel heel graag willen. Esajas: “Ik weet waarom ik het doe. Het is een kans om het verschil te maken. En ik gun die jongens alles. Soms moet je ze de waarheid zeggen, en daarna weer een arm om de schouders slaan.”
Nog maar een Van Gaaltje dan: ‘Als je grenzen aangeeft, kunnen mensen zich daarbinnen vrij bewegen.’ De trainers van Blom zijn er goed in, die grenzen stellen. Sommigen hadden ze ooit zelf nodig. Esajas groeide op in Zuidoost en had vrienden die in de schoolpauze naar Ganzenhoef liepen om te dealen, maar zelf hield hij zijn rug recht. Hij had een droom: Ajax. Hij haalde het net niet. “Dat kan ik nu gebruiken in wat ik die jongeren meegeef. Ze kunnen zichzelf in me herkennen.”
Blom: “Ik heb trainers als Diego nodig, en zij mij. Kijk, ik kan ook wel in een Daily Paper-pak gaan lopen, maar denk je dat het mij net zo goed staat als Diego? Nee, ik moet het ergens anders van hebben. Maar andersom heb ik ook wat te bieden door mijn hulpverlenerservaring, mijn studie, kennis van hoe jongeren denken en doen, en hoe het werkt met registraties en subsidies. Ik begrijp ook goed wat er speelt in deze buurten. Maar door trainers die hier vandaan komen, wordt het nog duidelijker.”
“Bijvoorbeeld hoe belangrijk status hier is. Hoe ze je op straat zien, wat je aan hebt. Daar gaat het heel erg om. Juist als je geen geld hebt, moet je doen alsof je het wel hebt. Dat maakt de verleiding om bijvoorbeeld drugs te gaan dealen groter. Maar veel verkeerd gedrag komt uiteindelijk voort uit onzekerheid. Daarom is het zo belangrijk om ze hier zelfvertrouwen te geven. Als ze bij ons gezien worden, hoeven ze dat niet ergens anders te halen. Dus dat is waar het om gaat: in ze geloven en ze zíén.”